Tijdens TAGMOSIS 2008 at Croxhapox. Een project van Mahaworks (Lazara Rosell Albear) en CiclicRecords (Eli Van de Vondel). Experimentele dans.
crox-box /fragment/ 19 december 2008
Juan stapt in het rond, kijkt, tast af. Luid galmen de klokken van de
Machariuskerk. Emilie springt binnen, net op tijd om Juan aan het werk
te zien. 'Ik heb juist m'n lenzen niet in,'
fluistert ze. Juan heeft helemaal het lichaam van een danser, plooibaar
van grote teen tot linkerneusvleugel, het ene moment stug, dan
elastisch alsof hij van rubber is, vers rubber dat als smeltend goud uit
een boomstam lekt, meteen daarop houterig, een druppel die vertraagt en
dik wordt en tijdens dat alsmaar dikker worden opeens valt, verdwijnt,
verandert, in een snaar verandert die doormidden breekt, uiteenknalt in
plotse beweging, een beweging die alle andere bewegingen samenvoegt,
plots, abrupt, een opeenvolging van rond, vierkant, het afgetrainde
lichaam in een kanteling van geometrische vormen. Het bezoekersaantal is
weer aangedikt tot meer dan 30. Er komen nog mensen aanstappen. Juan
pauseert. Hij staat niet zo ver van de plek waar die in Genua genomen
foto van Lien hing: de fotografe ligt op een muurtje, aan de onzichtbare
zijde van het muurtje is de Middelandse zee. Juan staat vlakbij het
muurtje. Hij hijgt, blaast uit, kijkt, bekijkt, bekijkt het publiek, de
andere dansers, het blijkt uit het principe van z'n houding, de
kijkenden die door het kijken in bekekenen veranderen. Traag buigt hij
door de knieën. Traag, nog trager, traag als het doorbuigen van een
honderd jaar oude tak. De tak hurkt, gaat zitten. Nog tragere beweging:
eeuwen leunen over elkaar heen en eindigen in het liggende lichaam van
de danser. Dan, zodra hij ligt, neergeveld door een kaakslag die in het
paleolithicum plaatsvond... van de beruchte Urk Piw van de stam van de
op rotsblokken kauwende olifantenjagers... Urk Piw, de beruchte Urk Piw,
uitvinder van de kaakslag... Half verdoofd staan we in de grote zaal.
Juan veert overeind, traag als een riet dat zich opricht in oude, stugge
modder. Dan, nog trager, hij zit, onderzoekt, herinnert zich hoe het is
om te groeien. Er is geen haast bij. Het bodemonderzoek vergt tijd. Hij
staart, kijkt, het is een gebeeldhouwd kijken. Overeind komt hij eerst
half zittend, dan bijna kruipend, een huilende beweging, traag in alle
onderverdelingen en vertakkingen van die ene beweging die het lichaam
maakt, traag in het overeind staan, ultieme verbuiging geloogd in een
zindering van uitzichtloze traagheid. Hij stapt naar de houten
tussenwand, tilt het woord FINE op. Applaus barst los.