David, Lieven

Auteur van 'En Passant', een van de teksten die in de catalogus van crox 18, En Passant 25 instalramen, opgenomen werd. De andere tekst is van Hugo De Boom.

In 1913 leidde een schilder, en niet de minste, zijn eigen tentoonstelling als volgt in: 'Omdat het verbonden is met het lichaam wordt de ziel beroerd door de zinnen - het voelen. Wat gevoeld wordt is ook een brug tussen het materiële en het immateriële. En het is een brug tussen het immateriële en het materiële. Elk kunstwerk heeft dys twee kanten: een binnenkant en een buitenkant.'
Elke inleiding ook: rechts en averechts.
Een andere Rus, in datzelfde jaar:
'De voorstelling van een object - objectiviteit als doel van voorstelling - heeft niets te maken met kunst. Hoewel het feit dat je iets voorstelt niet uitsluit dat het een kunstwerk van hoogste orde is.'

Deze uitspraken zijn zeker het herkauwen waard en getuigen van een ongemeen doorzicht in het breekbare communicatieprocédé tussen de kunstenaar, zijn medium en het publiek. Maar het is niet meteen dit soort communicatie dat met deze tentoonstelling beoogd wordt.

Op zoek naar het juiste soort communicatie vertrekke men veeleer van het volgende standpunt:
In een oprisping van ijver heeft de marketingdienst van de firma Popla becijferd dat de mens tijdens zijn levensduur gemiddeld anderhalf jaar op het toilet doorbrengt.
Dit werd gebruikt als argument voor de aanschaf van beter toiletpapier.
Anderhalf jaar, je kijkt er al eens van op.

Zo bekeken brengt de mens dan acht jaar of zo door op straat. En er waren slechts schuchtere pogingen om hem het leven daar zoeter te maken: een breed voetpad, links en rechts, honden die het niet op de stoep doen en een zeldzame etalage die het aankijken waard is. Ondermeer aan deze behoefte komt dit initiatief tegemoet.

In de Schepenhuisstraat, een steeg tussen Hoogpoort en Onderstraat, was bij mijn weten in het nummer 33 één van de eerste instalramen gevestigd. (Een tweede had later een klein raampje in de Perkamentstraat, is er nu nog altijd, maar het gaat hier om die eerste.)

Op een dag, een jaar of zeven acht geleden, liep een vrouw van vijftig de straat néér naar de Onderstraat, en ze passeerde daar dus.
Ze had een Big Shopper Bag links en een fietswiel rechts vast. Ze wierp een zijdelingse blik links in het raam, waar op dat ogenblik een groot aantal olifantjes militair opgesteld stonden.
Haar pas stokte en ze dacht: 'tiens'. Aarzelende zon viel op de plaats waar binnenkort een viersterrenhotel zal opgetrokken worden. Ze blikkerde in de plassen. De dame knipperde met de ogen, twijfelde of ze gevolg zou geven aan de impuls stil te staan en aandachtiger te kijken naar wat haar in het langslopen opgevallen was.

Dan gebeurde het: het raam overtuigde haar. Ze wisselde de Big Shopper van links naar rechts en ging op het fietswiel leunen. Haar ogen werden groter en de spieren in haar gezicht ontspanden, er kwam een kwart van een glimlach.

Dat is het dus, eh, dat is het dus helemaal. Hoewel het feit dat je iets voorstelt natuurlijk niet uitsluit dat het een kunstwerk van hoogste orde is.

Voetnota's:

Wassili Kandinsky, zoals geciteerd door H. Read, 'Der Sturm', 11 aug. 1913. Read heeft dan nog het lef dit in te leiden met: 'Een duidelijke, zij het ietwat onhandige definitie.'
Kasimir Malevich, 'Suprematisme', 1913.
Michael Ogilvy, titelloos essay over marketing, 1990.