Doove, Edith

Recensies in De Standaard. Periode 1998-1999.

Verhalen in stof. crox 77: Dianna Frid. 16 februari 1998.
Schriftuur. crox 79/80: Ignace De Vos & Dirk Peers. 17 juni 1998.
Texaans licht. crox 82/83: Holger Nickish (DE) & Hartwig Schwarz (DE). 9 september 1998.
Flitsen van voorbijgangers. crox 86/87: Thomas Huyghe & Zjuul Devens. 9 december 1998.
Pure poëzie. crox 88/89: Anton Cotteleer & Patricia Thornley (US). 13 januari 1999.
Bloedrood. crox 92/93: Marc Maet & Michaël Borremans. 10 maart I999.
Ruwe bolster. crox 97/98: Larry Krone (US) & Johan De Wilde. 9 juni 1999.

TEXAANS LICHT 'Croxhapox start het nieuwe seizoen zoals gebruikelijk met twee nieuwe tentoonstellingen. De Duitser Holger Nickisch en Hartwig Schwarz zijn toevallig allebei afkomstig uit het Ruhrgebied, maar daar houdt iedere vergelijking op.
Vooral Nickisch is indrukwekkend met een installatie op de eerste verdieping. Een aantal jaren geleden bracht hij een half jaar door op de ranch van Donald Judd in Texas. Daar raakte hij diep onder de indruk van diens werk en collectie, maar ook van het landschap. Dat resulteert in kleine sculpturen die opgebouwd zijn uit verschillende lagen hout en die sterk doen denken aan het geërodeerde Texaanse berglandschap.
De inmiddels in Amsterdam wonende Nickisch is van oorsprong meubelmaker en weet dat op een boeiende wijze te verenigen met zijn kunstenaarschap. Hij bouwde een soort archiefkast waarin hij al het werk voor deze tentoonstelling kon vervoeren. Het meubel kan worden opengeklapt en doet dienst als een soort uitstalkast. Bovenop is er plaats voor een kleine diaprojector met beelden die Nickisch tijdens zijn verblijf in Texas maakte. Aan een kant van de kast brandt een merkwaardig blauw licht: het doet, aldus Nickisch, denken aan het Texaanse ochtendlicht. In de verschillende laden van het meubel liggen werktekeningen, maar ook houten objecten. Ze krijgen in de laden het aura van kostbare juwelen die eruit genomen mogen worden om ermee te spelen. Zo kan ieder op op de vloer zijn eigen Texaanse berglandschap maken.
Van Hartwig Schwarz is in de kelderverdieping een in situ-werk te zien dat beduidend minder interessant is. Schwarz maakt foto's van op elkaar gekleefde affiches die hij op straat ziet. Hij maakt van die foto's zelf affiches en plakt daarmee de ruimte gedeeltelijk vol, net zoals een daarin opgebouwde houten schutting.(1) Het werken met de affiches benadrukt voor hem de voorlopigheid van iedere daad. Theoretisch niet slecht, maar de uitwerking kan maar matig boeien.' Edith Doove, De Standaard, Woensdag 9 september 1998

VERHALEN IN STOF 'Croxhapox behoort tot het uitstervende ras van de onafhankelijke tentoonstellingsruimtes. Dat het in een behoefte voorziet, mag blijken uit het grote aantal kortlopende tentoonstellingen dat er elk jaar plaatsheeft.(2) Daarvoor worden kunstenaars uit het hele bereik van de hedendaagse kunst uitgenodigd, van jong tot oud, van net beginnend tot min of meer gerenommeerd.
Sinds een tijdje gebruikt men niet alleen de kelder, maar ook de eerste verdieping. Dit keer is de jonge Canadese, in New York wonende Diana Frid van de partij.(3) De tentoonstelling werd mede samengesteld door de Nederlandse curator Kie Ellens. Frid heeft een heel eigen manier van werken. Ze werkt graag met stof en handwerktechnieken, zoals borduurwerk. Ze plukt haar beeldmateriaal uit allerlei didactische boeken en brengt dat dan op een bepaalde manier op stof over. Die verknipte ze vervolgens weer, en assembleert ze in labyrint-achtige vormen of boeken.
In haar beeldmateriaal heeft Frid een voorkeur voor plattegronden van musea en afbeeldingen van Eerste Hulp bij Ongelukken. Leidraad is haar onderzoek naar narratie en de mogelijkheid die op niet-lineaire wijze weer te geven. Het verschijnen en weer verdwijnen van verhaallijnen, maar ook van materie op zich, is daarbij een duidelijke rode draad. Op enkele mindere werken na een heel geslaagde tentoonstelling.'(4) Edith Doove, De Standaard, Woensdag 29 april 1998

PURE POËZIE 'Bij Croxhapox loopt een verrassend poëtische tentoonstelling met werk van Anton Cotteleer en de Amerikaanse Patricia Thornley.(5) Cotteleer maakt een heel sobere opstelling met licht surrealistische objecten. Een vogelkooi met stoffen beschermhoes is als een Singer-naaimachine met een tafel versmolten - waar ze elkaar raken valt er een gat in de tafel. Even verderop staat een klein rood plastic emmertje. Het diertje dat je in de kooi zou verwachten vind je hier in terug - geen vogeltje, maar een eekhoorntje dat dood en opgezet ligt te zijn en op zijn beurt versmelt met zijn omgeving.
Tenslotte staat er nog een lage tafel. Ik zie ze als zitbankje van waaraf het hiervoor beschreven schouwspel gade geslagen kan worden. Gelukkig ga ik er niet op zitten, want het tafelblad dat met zijn nerven en kringen bedrieglijk op echt oud hout lijkt, is een membraan dat heel langzaam op en neer beweegt. Daarin ligt de kracht van Cotteleers werk - al zijn werken lijken te ademen, omvatten een soort leven.
De kooi/tafel geeft de indruk een vogeltje te herbergen dat er voor kiest niet te ontsnappen via het gat in de tafel, het eekhoorntje lijkt vredig te slapen en is zo tevreden over zijn omgeving dat het dezelfde kleur heeft aangenomen. En de tafel tenslotte ademt echt.(6)
Op een heel andere manier is ook het werk van Patricia Thornley interessant. Ze toont installaties waarin het huis en ook huiselijkheid op een afstandelijke, technische manier geobserveerd worden. Vijf objecten, die bij nader inzien wellicht allemaal onderdelen van een spoelbak zijn, verschuilen zich achter een matglazen plaatje. Een reusachtige tv-antenne blijkt verbonden met een heel klein televisiescherm. Een helm projecteert via zijn zoeklamp het beeld van een schutting of een klein huis op de wand.
In een reeks kleine zwart-wit foto's toont ze een bepaald soort huis. Thornley komt via deze combinatie op een voorzichtige, intimistische manier tot een heel sterke betrokkenheid met haar onderwerp.' Edith Doove, De Standaard, Woensdag 13 januari 1999

SCHRIFTUUR 'Ignace De Vos werkt al jaren aan een heel eigen schriftuur in zijn schilderijen. Daarbij spiegelt hij zich aan een bepaalde Amerikaanse traditie die voor hem nog altijd veelzeggend is. De schilderijen die hij bij Croxhapox toont, laten een voor De Vos bekend stramien zien. In brede stroken plaatst hij wijn wolkachtige structuren in horizontalen en verticalen over elkaar. Het is een langdurig proces, waarin De Vos naar een balans zoekt. Ik betrapte mezelf erop dat verschillende van zijn schilderijen een biologerend effect hebben. De sterke gelaagdheid ervan en de verrassende kleurnuances nodigen uit tot langer kijken.
In de loop van de jaren is De Vos steeds transparanter gaan werken. De verf wordt doorgaans zeer dun aangebracht, maar in somige gevallen overschildert hij zijn doeken met een egale laag. Dwars daardoor blijft de oorspronkelijke opzet zichtbaar. Twee egale doeken die hier hangen, werken als contrapunt. Het zijn gesloten beelden geworden, die doen verlangen naar wat er onder dat pistachegroen of zwart verborgen ligt.
De Vos vertrekt voor zijn abstracties doorgaans van figuratieve beelden. De spanning tussen figuratie en abstractie wordt voortgezet met het werk van Chris Peeters(7) dat een plaats in de kelderruimte heeft gevonden.
Peeters begint een vaste waarde in het aanbod van Croxhapox te worden. De ruimte is gevuld met kleurige papieren, die hij bewerkt met allerhande sjablonen. Het zouden soms patronen voor stoffen kunnen zijn, en Peeters zou zeker geen slechte illustrator zijn. Voorlopig laat hij deze tekeningen echter nog voor zich spreken.' Edith Doove, De Standaard, Woensdag 17 juni 1998

FLITSEN VAN VOORBIJGANGERS 'Zo vaak als de schilderkunst dood verklaard wordt, staat ze ook weer op. Zo werd provinciale prijs van Oost-Vlaanderen in 1997 weliswaar gewonnen door een uitstekende fotografe, Elke Boon, maar er waren ook boeiende schilders bij de laureaten en bij de geselecteerden voor de tentoonstelling. Ik denk dan vooral aan Michaël Borremans, Ans Nys en Thomas Huyghe.
Laatstgenoemde was een van de laureaten. Zijn schilderkunst valt op door een grote aandacht voor het lichamelijke en is verwant met die van een Francis Bacon of Marlene Dumas. In zijn reeks De kus, maar ook in zijn Boksers, vloeien lichamen en lichaamsdelen op een intrigerende manier in elkaar over. Bij Croxhapox in Gent toont hij nu een deel van een nieuwe, dertigdelige reeks Portretten.
Je kunt zien dat dit geen willekeurige hoofden zijn, maar regelrechte portretten zijn het ook niet. Huyghe trekt voor deze reeks met een camera de straat op en vraagt aan voorbijgangers of hij ze mag fotograferen. Dat doet hij van heel dichtbij. Uit het beeldenarchief dat hij zo opbouwt, haalt hij de elementen voor zijn composiethoofden. Die worden vervolgens met een woeste urgentie op het doek "gesmeten". Een schilder die zeker in de gaten gehouden moet worden.
De techniek van de montage die Huyghe op zo'n boeiende manier in zijn werk incorporeert, wordt op een heel andere manier ook gebruikt door Zjuul Devens die eveneens in Croxhapox exposeert. Devens werkt met video, maar blijft - en dat is een manco van veel videokunst - te veel in het technische kunstje hangen. Tegelijk hanteert hij zijn techniek net iets te slordig.
Een citaat uit Mulisch' roman De aanslag aan de muur geeft aan dat een besef van het verleden moet samengaan met een besef van toekomst. Devens beeldt dat uit door met een kano de Zuid-Willemsvaart en de Maas te bevaren. Op de voor- en achtersteven plaatste hij een camera. De beelden daarvan monteert hij in één beeld, zodat je op de ene helft met de kunstenaar meevaart en op de andere kunt zien wat hij achter zich laat. Maar juist op de al te strakke scheidslijn tussen beide beelden loopt het jammerlijk mis.' Edith Doove, De Standaard, woensdag 9 december 1998

BLOEDROOD 'Een bijzondere combinatie in Croxhapox, waar tekeningen van Marc Maet en schilderijen van Michaël Borremans te zien zijn. Op twee verdiepingen wordt onafhankelijk geprogrammeerd, maar soms vallen de twee tentoonstellingen mooi samen en dat is nu zeker het geval.
Michaël Borremans brengt een nieuwe reeks schilderijen die allemaal rond het idee van de fetisj draaien. Elk schilderij toont een voorwerp of lichaamsdeel dat op symbolische of directe manier aan die omschrijving voldoet. "Fetisjeren" betekent voor Borremans iets op het dodelijke af liefhebben. In die zin is een afbeelding van een nietmachine symbolisch op te vatten: zij houdt de dingen letterlijk muurvast, verstikt ze.
Opvallend in deze reeks is het herhaalde gebruik van cadmiumrood. Nu eens in een voorwerp, zoals de nietmachine of een paar laarzen, in die merkwaardige kleur geschilderd. Op andere momenten ligt het geheel of gedeeltelijk als een filter over het beeld heen. Terwijl je op je as ronddraait en de schilderijen rondom je bekijkt, schiet dat rood steeds opnieuw je oog binnen. In het "ruimtelijk" gebruik van zijn schilderijen ligt zeker Borremans' kracht. Ze kunnen op zichzelf bestaan, maar zijn vooral sterk in hun combinatie.
Ook de tekeningen van Marc Maet hebben een indringende werking. Nadrukkelijk hoog opgehangen, dwingen ze als het ware aandacht af. Het is een bizarre reeks van mooie beeldcitaten en -ideeën, met verwijzingen naar kunstenaars als Picabia, Zurbaran, Beuys, Araki, maar ook Magritte.(8) Maet toont zich daarbij geregeld de schilderende criticus van de Belgische kunstscène.' Edith Doove, De Standaard, Woensdag 10 maart 1999

RUWE BOLSTER 'Een heel ander soort intimiteit vind je terug in het werk van de Amerikaanse kunstenaar Larry Krone. Ooit vertrokken vanuit een meer minimalistische, conceptuele houding maakt hij tegenwoordig vooral patchwork.
Krone verdiept zich in de verschillende steken die hierin van oudsher gebruikt worden, maar maakt er vooral hilarische werken mee. Crazy lijkt in eerste instantie een nijver stukje huisvlijt, maar ontaardt - zoals de titel doet uitschijnen - in waanzin. Het rustige quilt-patroon wordt steeds maniakaler en eindigt in een uithoek in de titel van het werk.
Krone eigent zich op eenzelfde eigenzinnige manier ook de uiterlijkheden van de country & western toe. In het patroon van zelfontworpen bandanas blijkt taal al evenzeer verstopt te zitten als in de kralenketteingen die hij uit stripverhalen maakt.
Na al dit handwerk doen de tekeningen van Johan De Wilde op het eerste gezicht aan kruissteekpatronen denken. In de kelderverdieping van Croxhapox toont hij een deel van de reeks tekeningen waaraan hij nu al zo'n zes jaar werkt.
Het uitgangspunt is een vierkant van 50 x 50 cm. Daarop toont hij een inventaris van vaststellingen aan de hand van landschappen, gebruiksvoorwerpen, architectuur en stillevens. Al die beelden vertrekken van een minutieus uitgewerkt basispatroon, waarop De Wilde tijd en zijn herinnering loslaat. Stuk voor stuk hebben deze afbeeldingen een sterk autobiografische achtergrond. Het onderzoek naar de plaats van het zelf komt ook tot uiting in een mail art-project waarvoor De Wilde naar alle landen van Europa een brief aan zichzelf verstuurde.(9) De bizarre tips die De Wilde in zijn brieven opneemt, keren onverrichter zake terug, omdat zijn Gentse adres in het buitenland uiteraard onbekend is.' Edith Doove, De Standaard, 9 juni 1999

(1) Wat onvermeld blijft, is dat het project van Schwarz als diptiek gepland werd. Het tweede, andere deel is gedurende enige tijd in de Gentse straten te zien, waar Schwarz, onder andere aan het Sint-Pietersplein, muren volplakt met roze affiches. De presentatie in het souterrain maakt weinig indruk.
(2) Ter vergelijking. In 1998 hadden we 17 projecten, tien jaar later, in 2008, klokken we af op 70.
(3) Verhalen in stof is de eerste recensie van ED over een crox-project. Net voor het project van Dianna Frid hadden we projecten van Ward Denys en Jan De Cock.
(4) In 2006 heeft Dianna Frid, die dan niet langer in New York woont, een tweede crox-project.
(5) Het traject van jaartal 1999, wat begint met de presentaties van Anton Cotteleer en Patricia Thornley, is een opeenvolging van interessante presentaties. Het is ook het jaar waarin De Morgen en De Standaard de projecten van croxhapox van nabij volgen. Van alle projecten zijn er uiteindelijk slechts drie waarover niet geschreven werd. Een wereld van verschil met hoe het er nu aan toegaat. Sinds 2003 is in De Morgen en De Standaard niet één keer over croxhapox geschreven.
(6) Later zou Anton nog een versie van de tafel maken, als ik me niet vergis. De ademende tafel is een meesterwerk. Over het project van Anton Cotteleer werd ook heel erg gauw een beslissing genomen, herinner ik me. Het ging kort op de bal. De evocatie van ED is accuraat. In de ruimte stonden drie objecten, meer was er niet. We hadden bezoekers die in de deuropening bleven staan en meteen rechtsomkeert maakten.
(7) Edith heeft de naam fout, het gaat om Dirk Peers.
(8) Op wat familie en vrienden na weet helemaal niemand van hun bestaan af.
(9) Een praktijk die bekend staat als Indirect Correspondence. Het poststuk gaat van A (afzender) via B (foute locatie) naar C (de gadresseerde). Er zijn varianten. De variant die Johan De Wilde gebruikt, is de meest interessante als je er ook iets wil mee doen: de niet afleverbare stukken worden gertourneerd naar het adres dat als afzender vermeld staat.