Oxford

1996, november. Roadtrip van van en Thomas Broadbent (US), met de vermiljoenoranje Skodapox, via Calais, hier nemen ze de boot, over London naar Oxford en Winchester. Meteen na het débarquement in Dover vernielt Broadbent het luikje van het opbergkastje voorin de auto. Bij het binnenrijden van Oxford, enkele dagen later, treft hij een sleutelbos in een van z'n vestzakken aan. Die zou van het Londense hotel zijn waar ze twee dagen verbleven hadden. In het landelijke Oxfordshire treffen ze min of meer lukraak hier en daar een pittoresk stadje. Er wordt getafeld, ze ontdekken een Winery, midden het bosrijke Oxfordshire, waar ze onder andere een voortreffelijke Chardonnay hebben, en in een antiquariaat schaft Broadbent - door van intussen consequent Hastings genoemd, van zelf krijgt van z'n reisgezel Jeevers als koosnaampje toegestopt - zich wat voorwereldse relikwieën aan, waarna ze in Winchester belanden, een desolate plek waar ze twee keer omheen rijden voor ze tot het besluit komen om er toch maar een hotel op te zoeken. Winchester is huilen met de pet op. De roadtrip eindigt met een trage travelling langs de Britse zuidkust waarbij ze onder andere Brighton passeren. Bij het inschepen is er een hilarisch incident. De Skodapox wordt door de douane naar de kant gehaald. De klep vooraan doet het niet en een van de drugshonden werpt zich op een broodje dat voorin de auto was blijven liggen.

Voor zover bekend doen zich later geen feiten voor die, op welke manier ook, aan Oxford gelieerd zouden kunnen worden.